Porselein
Ik sta op een roestige trap
in een smetteloze keuken
het porselein uit de kast
naar beneden door te geven.
Ze pakt voorzichtig aan.
De kopjes, de schotels, de schalen
dragen de voorbije tijd.
Ze koestert ze met hartstocht,
ze weet wie er uit dronk,
nog ziet ze de gezichten,
de dagen, de verhalen.
Ik wis denkbeeldig stof van jaren,
ze vertelt hoe haar zuster
het tafelzilver nam,
haar dochter het antiek versmaadde.
Zij wast en droogt,
ik reik het eierschaalservies,
sop de schone planken.
Het wordt een kinderspel
en dan weet ik
nu ben ik zes en ik speel huisje
met een kind dat ik goed ken
een eeuwig kind in een glijdend moment
waar de tuin zich opent
en ik geborgen ben.